Honing

Honing is een lichtverteerbaar zoetmiddel dat al door onze prehistorische voorouders werd gebruikt, en het heeft lange tijd stand gehouden als voornaamste bron van zoet. En het is zoet, bijna twee keer zo zoet als kristalsuiker! Honing wordt door bijen gemaakt en is dus van dierlijke oorsprong. Ook hommels maken honing, maar in tegenstelling tot de honingbij leggen zij hiervan geen grote voorraden aan.

Hoe wordt honing eigenlijk gemaakt? Uit de bloemen die de bijen bezoeken zuigen ze nectar, die dan in hun speciale honingmaag terechtkomt waar de daar aanwezige enzymen de meervoudige suikers tot enkelvoudige afbreken. Terug in de bijenkast dragen ze deze verrijkte nectar over aan jongere werkbijen waardoor dit in aanraking komt met speeksel; hierin zitten enzymen die verder inwerken op de nectarsuikers. Tijdens dit proces ontstaat door de verschillende aanwezige stoffen een desinfecterend milieu, zodat de honing en de kast vrij van schimmels en bacterieën blijven.
De verrijkte dunne nectar wordt in zeskantige wassen voorraadhokjes (de raten) opgeborgen, en zodoende in de warme en droge bijenkast aan de lucht blootgesteld, het vocht kan dan verdampen en de honing rijpen. Wanneer het product op honingdikte is worden de raten met wasdekseltjes verzegeld.
Vanaf dit moment kan de honing door de imker worden geoogst, meestal gebeurt dit door de raten uit de kast te nemen en, nadat de wasdekseltjes zijn weggesneden, in een honingslinger (een soort van centrifuge) te zetten waar de honing uit de raten wordt geslingerd.
Naast honing, zijn ook bijenwas, koninginnegelei en propolis gewaardeerde bijenproducten.

Een goede imker neemt niet alle raten uit de kast maar laat voldoende honing achter als voedsel voor de bijen. Ook zorgt een goede imker ervoor dat zijn bijenvolken beschikken over bloemen in de nabije omgeving. Hij kan de kasten neerzetten in bv. bloemrijke graslanden, op heidevelden of koolzaadakkers. Met het bloemenaanbod kan de imker dus controle uitoefenen over de soort honing die de bijen zullen maken, bv. bloemenhoning (meerdere soorten bloemen) of heidehoning (van één soort bloem). Op deze manier gemaakt en gewonnen is dit honing in zijn natuurlijke, pure vorm.
Jammer genoeg gaat het ook wel eens anders: In de grootschalige commerciële honing”industrie” komt het voor dat er in een potje honing geen enkel spoortje van stuifmeel te vinden is omdat de bijen niet verder vliegen dan het schoteltje met suikerwater dat voor hun kast is neergezet. Zij zetten dit suikerwater om in honing, waardoor de essentiële ingrediënten als bloemennectar en stuifmeel, die honing tot zo’n waardevol product maken ontbreken.

Een bijenvolk is een levend organisme, het volk opereert als één. Iedere losse bij is een onderdeeltje van dat grote geheel:
Koningin of moer – de basis van het volk. Zij legt de eitjes om het volk in stand te houden.
Dar – het mannelijke element in het volk. Ze bevruchten de jonge koninginnen, bij voorkeur van een ander volk. Hierna sterft de dar.
Werkster – de arbeidskrachten van het volk. De eerste helft van hun leven werken ze in de binnendienst (wasproductie, voeden van de larven), de laatste helft trekken ze erop uit om nectar, stuifmeel en ook hars te verzamelen.

Het kan voorkomen dat een werksterbij een veelheid aan bloemen ontdekt. De locatie van zo’n plek wordt dan door middel van een zgn. bijendans doorgegeven aan de andere bijen in de kast.
Eén bijenvolk kan per jaar ongeveer 30 kilo honing produceren, hiervoor is zo’n 120 kilo nectar naar de kast gebracht. Voor 1 potje honing (450 gr) vliegen de bijen ongeveer 10.000 keer heen en weer naar de kast.

In principe is het zeer lang houdbaar (donker en droog, en met het deksel goed op het potje), hoewel het na enige tijd kan versuikeren. Om deze versuikerde honing weer vloeibaar te maken zet je het potje honing zonder het dekseltje in een pannetje warm, niet kokend, water en laat het dan langzaam smelten. De temperatuur van de honing mag daarbij niet boven de 40°C uitkomen, omdat anders de waardevolle enzymen kapot gaan. Nooit in de magnetron opwarmen want dat overleven de nuttige enzymen ook niet.
Omdat kinderen jonger dan 1 jaar nog geen volledige weerstand in hun darmen hebben opgebouwd, is het, om een mogelijke, zeer kleine kans op besmetting met infantiel botulisme te voorkomen, beter dat zij nog geen honing eten.

Denk je aan bijen, dan denk je aan honing, maar ook voor veel ander voedsel is de mens afhankelijk van dit vliegende insect. Wereldwijd zijn meer dan 75% van de soorten voedselgewassen afhankelijk van dierlijke bestuiving; door het bezoek aan de bloemen zorgt de bij ervoor dat deze planten beter en rijker vrucht kunnen dragen. De massale bijensterfte van de laatste decennia is dan ook zorgwekkend. In 2006 is voor het eerst de term Colony Collapse Disorder (CCD) genoemd. In het Nederlands wordt ook wel over bijenverdwijnziekte gesproken. In Nederland overleeft gemiddeld 10% van de bijenvolken de winter niet (het langjarig gemiddelde), maar sinds 2006 worden er grotere verliezen gerapporteerd met een piek van rond de 30% in 2010. *) Wereldwijd ligt dit percentage nog hoger, in Amerika worden verliezen tot 90% gerapporteerd.
Niet alleen in de imkerij, maar ook bij wilde bijenvolken zien we deze sterfte.
Waarom de bijen de winters niet overleven is onbekend, mogelijke oorzaken zouden o.a. kunnen zijn:
bestrijdingsmiddelen als pesticiden en fungiciden, straling (mobiele telefoons/wifi), parasieten, virussen, schimmels, landbouwintensivering, genetische manipulatie van gewassen, milieuverandering, ondervoeding. Ook is onbekend of de oorzaak bij één of bij een combinatie van factoren moet worden gezocht.

*) Deze piek is mede veroorzaaakt door een productiefout bij één van de voerproducenten waardoor vergiftigde suikersiroop aan imkers is geleverd. Naar schatting 6 procent van de bijensterfte in 2010 wordt hierdoor verklaard (van der Zee & Pisa 2011).

Bronnen:
Wikipedia (nl): BijenHoningKoninginnengeleiPropolis
Wikipedia (eng): Colony Collapse Disorder
Compendium voor de leefomgeving (Bijensterfte)
Imkers Nederland

 

Dit weetje zit in:

Soort: dierlijk