De zomerse hitte vertraagt overal het tempo. Luierend op het voortuinterras genieten we van citroenlimonade, onderwijl de kleurenpracht indrinkend van de zomerbloemen die daar uitbundig staan te bloeien. Van de uitgebloeide papavers is het maanzaad geoogst, de uitgebloeide zonnebloemen zijn lekkere hapjes voor de kippen.
De achtertuin is een groene oase. De fruitbomen dijen uit, peren- en appelbomen hangen vol en van de bramenhaag oogsten we volop voor jam en wijn. De zwarte bessen staan te trekken op alcohol zodat ik er daarna creme de cassis van kan maken. De vijgen die ik heb zijn niet de mooiste maar wel de lekkerste die ik ooit proefde.
De maisplanten laten met hun zijdepluimen zien waar de kolven groeien. En de pompoenpitten die ik zaaide omdat ik het niet laten kon ranken overal doorheen. Je moet nooit de huid verkopen voor de beer geschoten is, maar ik telde toch al gauw 6 pompoenen. Van de pronkbonen oogst ik af en toe een handje, die gaan dan door een gemengde groenteschotel. In bakken telen is moeilijker dan in de volle grond heb ik ondervonden, hoewel het met de uien wel goed is gegaan – er hangen 3 bossen te drogen. Ook van de sla hebben we een paar keer lekker kunnen eten.
Op een van de zomerse uitjes reden we extra langzaam omdat we op stalletjesjacht waren. Het resultaat was een krap pond kersen en een kilo pruimen. De kersen zijn lekker opgesnoept en van de pruimen maakte ik jam.