Japanse wijnbes
Een lekkere besvrucht is de Japanse wijnbes (Rubus phoenicolasius). Jammer genoeg vind je deze vruchtjes niet snel bij de groenteboer.
Zelf kweken
Wil je van de Japanse wijnbes genieten dan zul je hem dus zelf moeten kweken. Het beste is om hem langs een hekwerk of haag te leiden.
De overblijvende struik stelt niet veel eisen, maar een niet te droge grond naast bomen vinden ze wel erg fijn.
De wortels zijn het overblijvende deel van de plant, uit de opslag groeien in het voorjaar de nieuwe stengels, die in datzelfde jaar makkelijk tot 3 meter lang kunnen worden, je kan deze in de winter terugsnoeien tot op 1.5-2 meter.
De vruchten groeien aan de tweejarige takken die in de daaropvolgende winter teruggesnoeid moeten worden.
Om te vermeerderen kan je stekken lossnijden van de wortelopslag. Een andere manier om nieuwe planten te krijgen is om de stengeltoppen af te leggen.
De bloemen staan in trossen, vanaf eind mei tot eind juni; de bessen kan je plukken vanaf juli tot augustus.
In principe is de plant zelfbestuivend maar bijen en hommels bevorderen de vruchtzetting.
Oorsprong
Net als braam en framboos hoort de Japanse wijnbes tot het geslacht Rubus, dat weer deel uitmaakt van de Rozenfamilie. Van nature komt hij voor in Oost-Azië (Korea, China, Japan).
Gebruik
De Japanse wijnbes is een zamelvrucht, die makkelijk loslaat van de bloembodem. Ze zijn een beetje kleverig als je ze vastpakt. Hoe donkerder de kleur van de bes, hoe meer smaak hij heeft gekregen. Die smaak is licht zurig met toch ook wat zoet, en ze zijn erg sappig. Lekker fris dus.
Bewaren van de bessen is geen optie; zo van de plant eten is het lekkerst. Ook kan je de bessen verwerken, doe dat wel meteen na het plukken. Je maakt er bv. een toetje mee. Of je kookt er jam van, al of niet samen met andere vruchten.