Wintergroente

Wintergroente

Af en toe haalt mijn moeder herinneringen op. Over hoe het vroeger was. Beslist niet “die goeie, ouwe tijd”, want zij werd geboren in de crisistijd, groeide op tijdens de bezetting, en was een tiener in de tijd van de na-oorlogse schaarste.
Die schaarste is dan een onderwerp dat ze aanroert. Niet dat er niks was, maar wat er werd gedaan met de middelen die er wel waren. Het was de tijd waarin men over het algemeen at wat het land opbracht. Bij die herinneringen wordt dan ook het lijstje met wintergroente aangehaald. Er was best variatie, je hoefde echt niet week na week het zelfde te eten.

Ik ben een voorstander van eten wat het land opbrengt. Niet vanuit de hierboven genoemde nostalgische overwegingen. Mijn moeder noemt die periode wel “de arme tijd”, dus nee, dat beslist niet! Maar het “hier enĀ  nu” principe, zoals ik het noem, is een concept van gebruiken wat je omgeving je op dat moment levert. Het zorgt o.a. voor korte lijnen, en daardoor besparingen op het milieu. De import (en ook de export) die we heden ten dage kennen daar kon men in de tijd van mijn moeder niet eens van dromen!

Hier het lijstje met de wintergroente uit haar jeugd.

Allereerst de verschillende koolsoorten

  • witte kool
  • rode kool
  • savooye kool, je weet wel, die groene met die ribbelige bladeren
  • boerenkool
  • spruitjes
  • en ook zuurkool, de gefermenteerde witte kool

Verder de wortelgewassen

  • koolraap
  • knolselderie
  • bieten
  • winterwortels

En dan waren er ook nog de bladgroenten

  • witlof
  • winterandijvie

En niet te vergeten

  • uien
  • prei
  • en stoofperen, die werden ook als groente gegeten.

En – lest best – de gedroogde peulvruchten

  • bruine bonen
  • witte bonen
  • groene erwten
  • kapucijners

Die laatste werden nagenoeg “kaal” gegeten, uitgebakken stukjes spek kon Bruin niet trekken. Daarom kwamen ze niet vaak op tafel. In tegenstelling tot de bruine en witte bonen. De bruine kregen er op het bord een lepel stroop bij. En de witte een klein scheutje azijn. Later, na de oorlog, toen de tuinbouw weer een beetje op regel kwam verkocht de groenteboer ook potten met groenten op zuur. Dat waren dan stukjes wortel, bloemkool, wat uitjes en zo, kortom van alles wat. Dat werd dan bij de witte bonen gegeven in plaats van het scheutje azijn. Van de groene erwten werd snert gekookt.

Aardappels was hoofdvoedsel, met daarnaast de groente. Winterwortels werden als alleenstaande groente gegeten. En samen met uien gekookt werd het hutspot. Maar – net als bij de wortels – kwamen ook de uien gestoofd als een aparte groente op tafel. Van de zeldzame keren dat mijn moeder zulke uien op tafel zette herinner ik me dat ik het erg lekker vond. In het receptendeel staat een luxe variant van dit gerecht.
Knolselderie werd doorgaans niet als aparte groente gegeten, maar ging door de snert.

Even snel geteld staan er toch negentien soorten op het lijstje. Met soms een maaltijdgroentesoep of meelkost zoals pannenkoeken is dit toch goed voor zo’n drie weken afwisselend avondeten.

Dit bericht zit in:

Tag: groente, leefwijze, thema-herinneringen, winter

Categorie: Keukentafel